Tijdens een zeiltocht op het IJsselmeer op 13 juni 1936 zijn een aantal bootjes uit Baarn die een tocht naar Harderwijk maakten in grote problemen gekomen. Een viertal kleine bootjes, elk bemand met twee personen waren 's middags uitgevaren van de Eem. Door een hevige onweersbui die op dat moment in het gebied losbarstte werd het water hoog opgezwiept en sloeg één van de bootjes om. In het bootje zaten Franciscus Anthonius Marsé en zijn zwager Hubertus van Woudenberg uit Baarn. Een vol uur hebben ze rondgedreven in het water, waarna het lukte om weer in de boot te klimmen. Beiden waren volkomen uitgeput. Anderhalf uur later overleed dhr. Marsé waarschijnlijk ten gevolge van hartzwakte. Dhr. Van Woudenberg heeft daarna nog uren hulpeloos rondgedreven.
Ook de drie andere bootjes raakten in grote problemen. De opvarenden waren de gebr. Van Leeuwen, de heren De Jong en De Bruijn en Hermanus van Diermen en Hendrikus Antonius Scheel. De laatste twee werden op de kust bij Putten geworpen. Zij zagen het ongeluk met het bootje van de heren Marsé en Van Woudenberg gebeuren, maar konden niet helpen omdat ze zelf de handen vol hadden ervoor te zorgen dat hun bootje niet zou omslaan. |