Het verhaal van...
Dit is het verhaal van Hendrik Hornsveld
In dit levensverhaal vertellen we u over Hendrik Hornsveld. Zijn geboortewieg stond in Soest, alwaar hij geboren werd als zoon van Nicolaas Hornsveld en Maria de Ruig.Hendrik werd geboren op vrijdag 27 maart 1863 en hij overleed op dinsdag 18 december 1956. Hij haalde de respectabele leeftijd van 93 jaar, 8 maanden en 22 dagen. Een prachtige leeftijd die niet iedereen gegund is. Hendrik overleed in Baarn.
Hij werd 4 dagen later begraven te Baarn Nieuwe algemene begraafplaats Wijkamplaan op zaterdag 22 december 1956.
Relaties
Hendrik Hornsveld was bij zijn overlijden weduwnaar van Hendrika van der Woord.Beroep
Hendrik Hornsveld was dahliakweker.Overige wetenswaardigheden
Begraven op afdeling IV.Hendrik Hornsveld was een internationaal gelauwerde bloemist, orchideeën- en dahliakweker. Voor zijn dahlia's kreeg hij een groot aantal prijzen en vakonderscheidingen als medailles en bekers en in 1947 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. "Burbanka", de dahliakwekerij aan de Faas Eliaslaan in Baarn was een begrip, lookaal, landelijk en international. Alle kinderen van Hendrik en Hendrika hadden een aantal eigenschappen gemeen. Ze waren vrolijk, opgewekt, sociaal voelend en kenden een grote saamhorigheid en aanhankelijkheid jegens hun ouders en elkaar. Er was een hechte familieband in deze kunstzinnige familie. Hendrik werd geboren in de tuinrnanswoning op het buitengoed van de familie Poggenbeek in Soest, waar zijn vader tuinbaas was. Door zijn vader kwam hij al lang in aanraking met het tuinvak en hielp hij met alle voorkomende werkjes op de buitenplaats. Hij was niet alleen een ijverig leerling, maar ook een leergierige, zodat hij als jonge knul al een groot aantal plantensoorten van elkaar wist te onderscheiden en van een aantal kasplanten de kweek ervan spoedig onder de knie had. Zijn leven tang is zijn stelregel geweest: je mag nooit een plant in je handen nemen, als je niet weet hoe die heet. Op zijn 17e of 18e jaar ging hij bij een baas werken, aanvankelijk nog wel bij zijn ouders in de kost. Zijn eerste werkkring vond hij als tuinjongen bij de familie Nachenius, die op de buitenplaats "Middelwijk" (aan de huidige Middelwijkstraat) woonde. Hier verdiende hij met lange dagen f 3,50 per week, een bedrag dat voor zijn moeder een welkome aanvulling betekende op het toch niet zo dikke weekloon van de vader. Na een aantal jaren op"Middelwijk" te hebben gewerkt, ging hij als tuinjongen naar de familie Van der Vuurst (waarschijnlijk ook op een buitenplaats in Soest), waar hij echter 2 kwartjes op zijn weekloon moest inleveren. Kort daarop is hij als tuinman naar De Meern vertrokken. Waar hij precies in De Meern werkte is niet meer bekend, maar ongetwijfeld zat hij ook daar in de bloemen en planten. In De Meern, waar hij voor zichzelf moest gaan zorgen, kwam hij in financiele moeilijkheden. Zijn weekloon was laag en er moest toch kostgeld betaald worden. De zoon van zijn vroegere werkgever, de heer Nachenius (waarschijnlijk heette die zoon Willem), waarmee hij redelijk goed bevriend was, heeft Hendrik uit de nood geholpen door hem een geldlening te verstrekken, die door Hendrik later mondjesmaat werd afbetaald. Over deze zaken wordt o.a, geschreven in een brief van Hendrik aan zijn jonge vriend, die nog bewaard is gebleven. Nog maar kort in De Meern werkzaam werd Hendrik ziek en ging terug naar zijn ouderlijk huis. Nadat hij hersteld was kreeg hij op voorspraak van de vader van zijn vriend een betrekking bij ene Bakker in Weesp. Vanuit dit nieuwe kosthuis schreef hij op 28 juni 1885 de zojuist bedoelde brief aan zijn vriend Nachenius. Op zijn nieuwe werkplek, waarvan niet meer bekend is wat voor een bedrijf dit was, verdient hij f 7,- per week. Een echte financiele verbeterlng. Van zijn verdiende centjes geeft hij zijn moeder f 5,-, waarop hij bijzonder trots was, en houdt zelf f 2,-, waarmee hij, zoals hij schrijft, zijn eigen klompen en een pet kan kopen. Zo kwam Hendrik, mede door hard en lang (over)werken, eindelijk weer boven Jan. Het is omstreeks deze jaren dat de liefde voor zijn Heintje (Hendrika van der Woord), meer inhoud gaat krijgen. Zij kennen elkaar al vanaf hun 17e jaar, maar pas nu hebben zij officieel "verkering" . Korte tijd later, het is 1887, verloven zij zich en op 16 mei 1890 stappen zij in het huwelijksbootje. Hoe de overgang van knecht naar zelfstandig bedrijfsvoerder is verlopen is nauwelijks boven water te halen. Ruim voor het jaar 1900 moet hij al een kwekerij, toen nog naamloos, aan de Faas Eliaslaan (toen Noorderlaan geheten) hebben gehad, Hij kweekte hier vooral chrysanten en orchideeen, waarmee hij alle mogelijke keuringen afliep en waarbij hij zowel getuigschriften van verdienste als prijzen oogstte. Bekend is dat Hendrik in 1886/87 via een dahliaprijscourant van een kweker in Nieder Walluf (Dld.) enige dahliaknollen kocht van de soort "Anton Grünewald", een enkelbloemige, lichtrose soort met goede eigenschappen, d.w.z. lange stelen, goed houdbaar op water enz. Van deze knollen maakte hij stekken met het doel te gaan kruisen. Verder kocht hij dahliaknollen die rechtstreeks uit Mexico en uit Duitsland kwamen. Met deze soorten begon hij zijn eerste kruisingsproeven. De eerste resultaten waren niet gunstig: fletse kleuren, slappe stelen en onregehnatige bloemvormen. Pas na een periode van 7 jaar, het was toen 1903, verkreeg hij een ras dat volgens de kenners (d.w.z. de keurmeesters) een grote toekomst inhield. Dit ras werd de beroemde pioenbloemige dahlia, waarmee hij de eerstvolgende jaren grote successen zou behalen. Al rond het jaar 1900 ging hij met zijn nieuw gewonnen varieteiten naar de bloemkeuringen, die periodiek werden gehouden in de Kroningszaal van Artis in Amsterdam. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw en aan het begin van zijn dahlia carriere mocht hij voor zijn aanwinsten talrijke certificaten, getuigschriften en medailles behalen. Amsterdam, Brussel, Parijs, Londen, Dusseldorf en bijna nooit komt hij met lege handen thuis. In 1914 behaalt hij in Londen de door de Engelse Dahliavereniging beschikbaar gestelde massief zilveren beker. Een zeer hoge onderscheiding, tot dan toe niet eerder aan een buitenlander verleend. Onvermoeid gaat hij door met het zoeken naar nieuwe en waardevolle varieteiten en rassen. Rond 1915 komt zijn eerste prijscourant uit: dahliaknollen voor 50 cent, maar de allernieuwste soorten voor f 9,- per stuk. Omstreeks 1908 komt hij via de vakpers in contact met een Amerikaanse bloemkweker, Luther Burbank geheten. Deze vermaarde en gezaghebbende tuinbouwkundige leefde van 1849 tot 1928 en werkte bijna zijn hele leven lang op zijn kwekerij in Santa Rosa, 80 km ten noorden van San Francisco. Burbank wordt een ongebruikelijke werkwijze met ongekend succes toegeschreven.Hij geloofde namelijk van jongs af in buitenzintuigelijke waarnerning en in wederzijdse relatie tussen planten en mensen. Misschien aangetrokken door Burbanks telepathische begaafdheid of zijn waardevolle kweeksuccessen, zoekt Hendrik schriftelijk contact met deze Burbank. Misschien heeft hij met deze man ook zaken gedaan. In ieder geval raakt Hendrik geïmponeerd door de persoon Luther Burbank en hij richt een schriftelijk verzoek tot hem om zijn eigen huis en zijn bedrijf naar Burbank te mogen vernoemen. Wonderwel voldoet Burbank aan Hendriks verzoek. Hendrik verlatiniseert de naam tot Burbankia en vanaf dat moment prijkt in fraaie, door zijn zoon Dirk geschilderde letters de naam "Burbankia" op zowel het houten als het stenen huis. Briefpapier en telegramadres volqen de gebeurtenis. Ook Hendrik krijgt in de loop der jaren naamsbekendheid. Hij legt, vooral via de vele tentoonstellingen, contacten met binnen- en buitenlandse kwekers. Vermeldenswaard is dat zijn naam ten paleize bekend wordt. Het gevolg daarvan is dat hij elk jaar in september op paleis Soestdijk wordt ontboden om aan koningin Emma, en later aan koningin Wilhelmina, zijn nieuwe aanwinsten te laten zien. Uiteraard levert dat de nodige bestellingen op, want een aantal nieuwigheden zijn inmiddels vernoemd naar leden van het koninklijk huis. Zo is "Prinses Juliana" een met vele prijzen bekroonde en zeer gewilde, witbloeiende dahlia. Ondanks belangrijke aanwinsten aan nieuwigheden en onvolprezen waardering voor zijn produkten door collega's en via de vakpers, komt het niet tot een financieel succes. Hendrik is namelijk geen zakenman. Meer een kerstrnan die graag weggeeft. Zijn edelmoedigheid en goedgelovigheid beginnen wanneer hij bezoekende collega's tekst en uitleg geeft over de manier waarop hij nieuwe kruisingsprodukten tot stand weet te brengen. Vreemd genoeg was bij de vakbroeders nog niet bekend op welke wijze nieuwe rassen moesten worden verkregen. Hendrik verkoopt zijn vakgeheim dus niet maar geeft het gewoon weg. En de collega's (o. a. Bruidegom in Baarn) zijn slim genoeg om met de verstrekte informatie zelf aan het werk te gaan en uiteindelijk de winst uit verkregen resultaten in eigen zak te steken. Zo is het Hendrik eigenlijk zijn leven lang vergaan. Een ieder die de kwekerij of het gezin kwam bezoeken ging met een flinke bos dahlia's weer naar huis, een bos waarvoor in de winkel al gauw drie of vier kwartjes moest worden neergeteld. Bij iedere zieke buurvrouw of jarige notabele werd een weelderig boeket van de fraaiste soorten bezorgd. Het is tekenend voor zijn karakter: Overigens was zijn lieve vrouw Heintje met eenzelfde weggeverigheid besmet. Honderden liters overheerlijke soep gingen via een in een schone theedoek geknoopt pannetje naar zieken en behoeftlgen. De bloeiperiode van Burbankia viel in de 20er en begin 30er jaren. In het midden van de jaren dertig - de kwekerij en de opstallen waren toen zo'n 30-35 jaar oud begonnen de kassen in verval te geraken. Twee van de zes kassen waren inmiddels afgebroken, mede doordat de orchideeencultuur werd beeindigd. De oudste kassen kregen tussen 1933 en 1936 een grote opknapbeurt. De lange kas kreeg een nieuwe verwarmingsketel, nieuwe buizen werden aangelegd en de kas werd opnieuw geschilderd. Ook de 20 grote broeiramen moesten van tljd tot tijd van nieuw houtwerk en glas worden voorzien. Zaken die hoge investeringen verlangden. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren dahlia's het belangrijkste kweek- en verkoopprodukt. Zoon Klaas reisde hiermee en met ander gekweekt kleingoed twee maal per week de bloememwinkeliers in Amsterdam af. De oorlogsjaren brachten moeilijke tijden voor Burbankia. Niet alleen kwam de baas op leeftijd, maar vooral de benodigde hoeveelheid kolen voor de ketels kon, vooral in de laatste oorlogsjaren, niet meer worden bemachtigd. Na de oorlog komt er een voorzichtig herstel. Op 16 maart 1945, enkele weken voor het einde van de oorlog, komt zijn geliefde en zorgzame vrouw te overlijden. Tot aan september 1946 verzorgt zijn kleindochter Henny van Wijk het huishouden. Een niet geringe taak, want Burbankia kent een forse aanloop van tuinbazen, vaklieden en allerhande kennissen. Bovendien kan opa Hendrik, met het toenemen der jaren wel eens brommerig uit de hoek komen. Maar opa is zeer tevreden over zijn hulp en het huishouden loopt op rolletjes. Op 18 september 1946 treedt huishoudster Henny in het huwelijk en vertrekt naar Veenendaal. Voor haar wordt een andere huishoudster gevonden, "juf" Vermeul uit Boskoop. Alles verloopt tot ieders tevredenheid. Per 23-07-1947 wordt Hendrik zelfs Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Inmiddels was hij echt aan zijn oude dag begonnen. Slechts een schamel veldje dahlia's sierde "˜s zomers Burbankia. Hij keutelde weliswaar nog wat rond in huis en kwekerij, maar de activiteiten werden allengs minder. Toch zat hij nog bijna dagelijks op de fiets en bezocht tot op hoge leeftijd familie en oude collega s. In 1950 vertrok zijn huishoudster en namen zijn zoon Klaas en diens gezin hun intrek op Burbankia. Opnieuw was zijn verzorging verzekerd. Hendrik was toen 37 jaar. In rust en vrede, genietend van een goede gezondheid, alsook van een goede sigaar, brengt hij zijn laatste jaren door in zijn eigen kamer op het ook ouder wordende Burbankia. Hendriks 70e, 80e, 85e en 90e verjaardag worden hoogtepunten in zijn leven en dat van zijn grote familie. Van heinde en verre kwam het bezoek, soms tot zo'n 300 personen. De felicitatiepost stroomde binnen, op zijn 90e verjaardag 276 stuks post. Alle verhalen nemen een einde. Zo ook het levensverhaal van Hendrik Hornsveld. Op 18 december 1956 ging deze reeds enige weken langzaam opbrandende kaars uit. Hendrik werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Baarn. Met hem is een belangwekkende familie-episode verstreken. Zijn zoon Klaas en zijn schoondochter Matje bewoonden het huis nog tot 1973. Na het overlijden van Klaas op 5 juli 1973 werden huis en erf verkocht. In juni 1975 kwamen de slopers en binnen enige dagen was Burbankia historie. Een nieuwe bungalow verving de oude vertrouwde situatie. [Iets ingekort overgenomen uit "Driehonder jaren Hornsveld", Genealogie en Geschiedenis van de Familie Hornsveld van D.H. Werner, Culemborg, 1992.]