Opmerkingen |
De Wit werd geboren op Sumatra, waar haar vader Jan Carel de Wit werkzaam was als resident. Haar vroege jeugd bracht ze door in Indië. Na in Utrecht de HBS te hebben doorlopen studeerde ze Engels in Londen en Cambridge. In 1894 keerde ze weer naar Indië terug om in Batavia aan de HBS voor meisjes les te gaan geven. Haar werk en woonomgeving in Batavia vergden veel van haar gezondheid. Na twee jaar werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, ging ze in 1896 voor de Engelstalige krant Singapore Straits Times schrijven. De artikelen die ze schreef, werden gebundeld onder de titel Facts and fancies about Java (1898). Hiermee was haar debuut in het Engels een feit. Ze schreef onder andere voor de NRC een letterkundige rubriek. In 1905 vestigde ze zich in Laren en ondernam in 1910 een drie jaren durende reis naar Indië. Ze woonde daarna in Berlijn, München, Parijs, Granow en de laatste jaren in Baarn.
De Wit wordt beschouwd als een schrijfster uit de literaire stroming der ethici. Met name in haar vroege werk is beïnvloeding van de Tachtigers terug te vinden. Ze was bevriend met Henriëtte Roland Holst. Zoals ze in Gods goochelaartjes (1932) verwoordde, is haar schrijven een "schoone schijn die de omhullende openbaring is van schooner werkelijkheid". Haar natuurbeschrijvingen zijn veel geprezen. Ze schreef ook onder het pseudoniem G.W. Sylvius.
De Wit overleed op 74-jarige leeftijd na twee jaar ernstig ziek te zijn geweest. Ze leed aan angina pectoris, kwam hoogst zelden buiten en werd in een rolstoel gereden. Haar laatste boek, de novelle Liefde en geweld langs de Barito, schreef zij op haar ziekbed. Zij ligt begraven te Oosterbeek. | |